Smederij Versteegen
Het zal rond 1870 geweest zijn toen Antonius Versteegen (1839-1906), smid van beroep, zich vestigde in Oud-Zevenaar.
Een smid had vroeger een veelvoud van taken. Zo werden naast het beslaan van paarden en het maken van (sier)smeedwerk, ook o.a. landbouwwerktuigen gemaakt/gereviseerd, las- en constructiewerk geproduceerd, kachels en haarden verkocht/onderhouden en zo nu en dan een fiets gerepareerd.
In die tijd was het niet meer dan logisch dat een zoon het bedrijf van zijn ouders overnam en zo volgde de 2e generatie Antonius -Antoon- Versteegen (1877-1962). Zijn zoon Theodorus -Theet- Versteegen (1905-1975) ging ook het vak in en zo volgde de 3e generatie.
Dankzij de opkomst van de auto en gemotoriseerde landbouwwerktuigen werd het traditionele werk van de smid steeds meer overbodig en werd de smid gedwongen een specialisatie te kiezen. Hierdoor veel smederijen ter ziele gingen. Zo kwam het dat Theet Versteegen ging bijwerken als smid in de tinfabriek en zijn zoons aanraadde om vooral geen smid te worden.
Bij zijn jongste zoon Johan Versteegen (1952) kroop het bloed toch waar het niet gaan kon en mede door de opkomst van het paard als sport- en recreatiedier liet hij zich omscholen tot hoefsmid. In 1981 behaalde hij zijn Rijksdiploma hoefsmid. Zo kwam er toch een 4e generatie.